De erkenning van de Grote Zwitserse Sennenhond als ras begon in 1908 op de jubileumtentoonstelling van de SKG (Schweizerischen Kynologischen Gesellschaft) in Langenthal. Daar bracht Franz Schertenleib von der Rothöhe een hond genaamd Bello von Schlossgut voor. Hij had Bello, een grote driekleurige, kortharige hond, ontdekt in Schöntannen (een dorp tussen Schwarzenberg en Gurnigel). De keurmeester Professor Heim, herkende in hem de Metzgerhund en gaf hem de naam Grote Zwitserse Sennenhond. Schertenleib ontdekte nog een paar Grote Zwitsers, waaronder Barry voor dhr. Imhof en Belline voor dhr. Jaussi. Al in 1909 werd de Grote Zwitserse Sennenhond opgenomen in het Zwitserse Hondenstamboek en in 1912 werd de Zwitserse rasvereniging voor de Grote Zwitserse Sennenhond opgericht. Op een hele smalle fokbasis ontwikkelde zich de raszuivere fok waarbij tot in de dertiger jaren honden zonder exacte afstamming werden gebruikt. Na de tweede wereldoorlog kreeg het ras langzaamaan ook bekendheid in het buitenland. In 1954 werd de eerste Grote Zwitser in Nederland geïmporteerd en momenteel telt ons land ongeveer 1000 exemplaren.
Zoals de naam al doet vermoeden zijn de Grote Zwitsers de grootste van de vier Sennenhonden. Deze forse, stevig gebouwde honden zijn ondanks hun gewicht en grootte beweeglijk en beschikken over een groot uithoudingsvermogen. Hetgeen niet verwonderlijk is gezien hun oorsprong: het hoeden van kuddes en trekken van karren. Het zijn intelligente, evenwichtige en zelfverzekerde honden. In de omgang met vertrouwde personen zijn ze goedmoedig en aanhankelijk en tegenover vreemden zullen ze optreden als onbevreesde bewakers en beschermers. Let wel, de Grote Zwitserse Sennenhond heeft veel contact met zijn baas nodig om zich te ontwikkelen tot bovengeschetst beeld. Als kennelhond is de Grote Zwitser dan ook niet geschikt maar als gezinshond des te meer. De Grote Zwitser baas mag absoluut niet hardhandig zijn maar moet wel consequent optreden (zie omgang). Als je een goede fokker uitzoekt (want een stamboom alleen zegt weinig) en de hond op een juiste manier opvoedt, heb je naar verwachting een echt maatje (nou ja -tje) voor zo’n 10 jaar.