Grootte Schofthoogte reuen 65 - 72 cm. Schofthoogte teven 60 -68 cm. |
Neusrug Breed en recht met meestal een lichte welving vlak voor de neus. |
Snuit Eerder lang dan breed, niet spits. De witte bles verbreedt zich aan beide zijden naar de neus toe tot een witte snuitaftekening die hoogstens tot aan de mondhoeken reikt. Het bruinrood bevindt zich tussen de zwarte en witte aftekening aan de wangen. |
Neusspiegel Geheel zwart. |
Lippen Weinig ontwikkeld, aanliggend en zwart gepigmenteerd. |
Gebit Volledig en krachtig schaargebit waarbij het ontbreken van twee tanden (premolaar 1 en/of premolaar 2) is toegestaan. Ontbrekende M3 blijven buiten beschouwing. |
Ogen Van hazelnoot- tot donkerbruin van kleur, amandelvormig met goed aansluitende oogleden en zwarte oogranden. Boven de ogen is een bruinrode brand. |
Oren Driehoekig, licht afgerond en middelgroot. De aanzet van het oor is gelijk aan de bovenkant van de schedel. In rust liggen de oren vlak en bij opwinding worden ze naar voren gedraaid. Van binnen en buiten goed behaard waarbij de buiten-kant zwart en de binnen-kant bruinrood is. |
Bovenschedel Vlak en breed. Voorhoofd heeft een lichte groef die loopt van bovenschedel tot begin van de snuit. Weinig stop. Zuivere symmetrische hoofdaftekening met tussen de bles en de bruinrode ogenvlekken een streep zwart. Verhouding hersenschedellengte / aangezichtsschedellengte = 1 / 1 en hersenschedelbreedte / aangezichtsschedelbreedte = 2 / 1. |
Hals Krachtig, gespierd, middellang en zonder duidelijke keelhuid-plooien. Witte, matig brede, doorlopende hals- en borst-aftekening. |
Borst Krachtig, breed tot aan de elleboog reikend met duidelijke voorborst; borstkas van brede-ovale doorsnee. Verhouding borstdiepte / schofthoogte is 1 / 2. De witte borstaftekening is deels geflankeerd door bruinrood. |
Rug Vast en recht. |
Lendenpartij Breed en krachtig. |
Kruis Vloeiend en afgerond. |
Buik Niet opgetrokken. |
Staart Harmonische voortzetting van het kruis. In rust minstens tot het spronggewricht hangend en in beweging zwevend op rughoogte gedragen of licht daarboven. De dichte beharing is aan de onderkant van de staart bruinrood en de staartpunt is bij voorkeur wit. |
Schouders Lang, krachtig, schuin geplaatst, aanliggend, goed gespierd en met de opperarm een niet te stompe hoek vormend. |
Onderarm Stevig en recht. |
Voormiddenvoeten Stevig, van voren gezien een rechte voorzetting van onderarm en in stand, van opzij gezien, bijna loodrecht staand. |
Voeten Kort, rond, gesloten met witte beharing (niet verder dan het voor- of achter-middenvoetgewricht); tenen goed gewelfd. |
Dijbenen Tamelijk lang, van opzij gezien met het onderbeen een duidelijke hoek vormend, breed, krachtig en goed gespierd. |
Kniegewricht Duidelijk gehoekt. |
Onderbeen Relatief lang. |
Spronggewrichten Krachtig en goed gehoekt. |
Beharing Vachtstruktuur: Stokhaar met dicht, middellang dekhaar en verder een dichte donkergrijze tot zwarte ondervacht. Kort dekhaar is bij aanwezigheid van een ondervacht toegestaan. Vachtkleur: Zuiver zwart, wit en tan (= diep bruinrood). Een diepzwarte grondkleur met bruinrood aan de wangen, boven de ogen, aan alle vier de benen en op de borst. Verder witte aftekeningen aan het hoofd, de hals, borst, voeten en staart. |
Algemeen
beeld De Grote Zwitserse Sennenhond is robuust, stevig gebouwd en heeft goed ontwikkelde spieren. Het krachtige, compacte lichaam is iets langer dan (schoft)hoog (verhouding 10 / 9). Het hoofd is krachtig maar in harmonie met het lichaam waarbij het hoofd van een reu duidelijk massiever is dan dat van een teef. De Grote Zwitser heeft een ruime, gelijkmatige bewegingsafloop in alle gangen: uitgrijpende, ruime pas voor en goede stuwing vanuit de achterhand; in draf (van voren en van achteren gezien) bewegen de ledematen in een rechte lijn. (klik hier om venster te sluiten) |
Rasstandaard GZ
(FCI-standaard nr. 58 / 05.05.2003 Grote Zwitserse Sennenhond) |